INHEEMSE VISSOORTEN GIGANTISCH
"Overgebleven exemplaren gedijen beter" Uit De Telegraaf
van woensdag 11 januari 2012 De afgelopen tien jaar zijn de afmetingen van inheemse vissoorten gemiddeld met zo'n tien procent gegroeid. "Als je tien jaar geleden een karper ving van vijftien kilo was dat een joekel, nu zijn ze makkelijk twintig kilo", zegt visserijkundig onderzoeker Gerrit van Eck van Sportvisserij Nederland. Sportvisserij Nederland verricht op verzoek van de aangesloten verenigingen jaarlijks veertig tot vijftig wateronderzoeken door het hele land. Daaruit blijkt dat de waterkwaliteit sterk verbetert. Als de onlangs ingediende aanvraag bij NOC*NSF wordt gehonoreerd, is deze belangenorganisatie met 476.000 uitgegeven vispassen straks de derde sportbond van ons land. "Maar water van zwemkwaliteit wil niet zeggen dat het beter is voor de vissen", aldus van Eck. "Minder troebel water bevat minder voedingsstoffen. Zo zitten er door betere technieken in rioolzuiveringen minder fosfaten en nitraten in het water. Niet alleen vissen eten sommige afvalstoffen, maar ook slakken. En die dienen weer als voer voor vissen. Zo is het de hele keten die er onder lijdt". De visstand is zodoende het afgelopen decennium met 30 procent teruggelopen. "Los van het geringere aanbod van voedingsstoffen kan de aalscholver door het heldere water beter z'n slag slaan. Deze veelvraat speelt een belangrijke rol in de visstand", licht van Eck toe. Doordat de totale vispopulatie terugloopt,kunnen de overgebleven vissen beter gedijen. "We dachten ooit dat brasems niet groter zouden worden dan 50 cm, maar nu zijn de grotere exemplaren achter in de 50 cm, met uitschieters naar zelfs 70 cm. De grotere snoeken zijn nu zomaar 1.25 meter, voorheen was dat een gigantische afmeting. En zeelt, een traag groeiende vis, is nu 55-60 cm groot, tegenover 50 cm vroeger." Intussen blijft vissen mateloos populair. In 2010 telde ons land ruim twee miljoen sportvissers, blijkt uit cijfers van TNS-NIPO. |