TIPS EN TRUCS VOOR HET VISSEN

 

Klik op een onderwerp of scroll door de pagina.

 Dobbers

 Olijf- en kogellood  Staandlood

 Lood

 Botlood  Het karper-/anti-Tangle-lood

 Knijplood/klemlood

 Stift- of Catherinenlood

 Bellen en zilverpapier
 Bladlood  Wartellood  Lijnen
 Druppellood  Ankerlood  Haken

Bruikbare tips voor lijnen, haken, dobbers en lood.

 

Bobbers

De beetverklikker laat de visser horen of zien wanneer de vis aanbijt.

De meest bekende beetverklikker is wel de dobber.

Naast de functie de beet te melden, dient de dobber er ook vaak voor, het aas op de desbetreffende waterdiepte aan te bieden.

De standaard dobber bestaat uit een drijflichaam, antenne, geleideogen of dobberslangen.

De opbouw van het drijflichaam en de antenne worden bepaald door de het te bevissen water en de vissoorten die bevist worden.

 

Er zijn vele soorten materialen waarvan de dobber gemaakt kan zijn: van kurk, balsahout, pennen van het stekelvarken tot plastic aan toe.

Voor de montage van de dobber aan de lijn zijn er twee mogelijkheden: de vaste en de schuivende montage.

 

Bij de vaste montage wordt de dobber met zogenaamde dobberslang aan de hoofdlijn bevestigd.

Het is echter altijd nog mogelijk de dobber op de hoofdlijn te verschuiven.

Voor het dobbervissen moet men de dobber van zelfsprekend uitloden. Men brengt net zoveel knijp- of olijflood aan op de hoofdlijn, dat de dobber precies tot aan de antenne in het water verdwijnt en alleen de antenne zichtbaar is.

Bij een vaste dobbermontage kan men maximaal zo diep vissen als de hengel lang is.

Bij een schuivende dobbermontage is het echter mogelijk in iedere waterdiepte te vissen.

 

 

Bij de schuivende dobbermontage glijdt de lijn vrij door de geleideringen van de dobber.

De dobber wordt gestopt door een stopper die op de lijn bevestigd zit, naar de haak toe wordt de dobber als laatste gestopt door de wartel.

Belangrijke toebehoren voor de schuifdobber zijn glas of plastic parels en verschillende stoppers.

 

 

 

 

Tussen de dobber en de stopper moet men altijd een glasparel monteren. Deze hindert dat de stopper klem komt te zitten tussen de geleidering van de schuifdobber.

Men kan de stopperknoop zelf maken of deze stoppers in de hengelsportzaken kant en klaar kopen.

Deze stoppers zijn gemaakt van katoen of gummi. Ze voldoen uitstekend.

Omdat de katoenen stoppers zeer fijn zijn uitgevoerd, kan men meerdere stoppers gelijktijdig op de lijn monteren. Bij slijtage kan de oude stopper zonder het verwijderen van de schuifdobber, vervangen worden.

 

 

 

 

 

Bij de schuivende dobbermethode onderscheidt men:

1. de klassieke methode;

2. centrale doorvoermethode;

3. Engelse methode (Waggler).

Methode 2 en 3 worden het meest toegepast.

Bij deze methodes is het verwarren van de lijn om de antenne uitgesloten.

 

Een interessante ontwikkeling op de dobbermarkt is de met lichtdiode uitgevoerde lichtdobber, waarvan vooral de nachtvisser (paling, snoekbaars, meerval, karper etc) veel plezier heeft.

Tot de lichtdobbers hoort ook het kniklicht. Hierbij worden twee chemische vloeistoffen door het knikken van het plastic buisje met elkaar vermengd en daardoor licht het buisje op.

Het kniklicht wordt aan de dobberantenne of aan de hengeltop gemonteerd.

 


Lood

 

 

 

Het lood is nodig om:

1.                 de dobber uit te loden;

2.                 het aas op de visstek te houden;

3.                 het werpgewicht te verhogen, waardoor het aas verder ingeworpen kan worden.

In de visserij worden verschillende soorten lood gebruikt.

 

 

 

 

 

 


Knijplood/klemlood

 

Dit lood dat een gewicht heeft van 0,05 tot 2,5 gram, wordt hoofdzakelijk gebruikt bij dobbers die tot 10 gram drijfvermogen bezitten.

Omdat goed knijplood heel zacht is, kan men het knijplood met de vingers op de lijn knijpen.

Bijzonder zacht lood komt uit Groot-Brittannië. De Britten hebben eigen maten voor de grootte van het knijplood.

 


Bladlood

 

 

De dikte van bladlood kun je vergelijken met de dikte van papier, die op de gewenste lengte afgeknipt kan worden en op de lijn bevestigd kan worden. Dit lood is bijzonder geschikt om zelfs een zeer kleine dobber uit te loden. Foutbeten komen niet voor bij deze lange dunne loodstips.

Daarentegen komen geregeld foutbeten voor bij knijplood dat op de lijn is gemonteerd; dit komt doordat de vis dit knijplood aanziet voor een hennepkorrel.

 

 


Druppellood

 

 

Dit lood is, net als alle hierna volgende loden, een schuiflood, d.w.z. dat het lood vrij over de lijn kan lopen tot aan het stopperpunt (wartel of knoop). Dit lood wordt net als het knijplood, alleen voor de dobbervisserij gebruikt. Het druppellood is er in de gewichten van 0,25–8 gram.

Er moet op gelet worden dat bij het optuigen van de lijn, het zwaarste deel van het lood naar de haak toewijst, anders kan het lood zich bij de inworp in de lijn wikkelen.

 

 


Olijf- en kogellood

 

 

Deze schuifloden, die olijf- of kogelvormig zijn, worden voor het uitloden van uitzonderlijk zware dobbers gebruikt, maar men gebruikt ze ook bij de bodemvisserij.

Om de knoop te beschermen moet men schuifloden zwaarder dan 10 gram altijd aan de onderkant voorzien van een stopper of parel die op de lijn gemonteerd is.


Botlood

 

 

Deze loden, die een zeskantige vorm hebben, zijn er in gewichten van 15-150 gram.

Botloden zijn geschikt voor de bodemvisserij, als het water hard stroomt en men het aas op één bepaalde plaats op de bodem wil houden. De grote oppervlakte van dit lood verhindert het zinken in de zachte bodem.


Stift- of Catherinenlood

 

 

Met dit lood is het mogelijk verschillende gewichten achteraf te gebruiken of te wisselen.

Bij de montage wordt de lijn eerst in de snee van de stift en vervolgens in de snee van het lood aangebracht. Hierna wordt de stift in het lood samengedrukt en wordt ieder deel enkele graden tegen elkaar gedraaid. Het is belangrijk dat het brede deel van de conische stift naar de wartel wijst. Als men de montage in de andere richting bevestigd, dan stoot men de stift al snel na enkele inworpen uit het lood. Het stiftlood is olijfvormig of heeft een zeskantige vorm.


Wartellood

 

 

Het wartellood met zijn peervorm en ingegoten wartel of draadoog aan het einde van het loodlichaam, is het meest gebruikte lood voor de bodemvisserij, zowel in zoet als in zout water.

Wartelloden hebben een zeer goede aerodynamica. Een verder voordeel is het grote oog van de draad of wartel dat ervoor zorgt, dat de lijn ongehinderd na een aanbeet door het oog kan lopen.

Er wordt een glasparel onder het lood bevestigd om te voorkomen dat de knoop van de wartel in het oog van het wartellood klem raakt.


Ankerlood

 

 

Deze variant van het schuiflood wordt in de brandingvisserij ingezet. In de zandige bodem van de kustwateren houden de ankers het aas ook bij sterke stroming zeker op de plaats. Daarbij komt nog, dat deze ankers zo buigzaam zijn, dat ze bij het binnenhalen van de lijn ook weer uitgebogen kunnen worden.

 

 


Staand lood

 

 

Bij het vissen in stilstaande wateren hebben deze en andere loden met drijflichamen hun waarde bewezen. Het lood verhindert dat het aas in de zachte bodem zinkt. Zelfs wanneer het lood in de zachte bodem zinkt, kan de lijn nog steeds vrij door de wartel van het drijflichaam lopen. Met deze loden kan men ook ideaal in sterk stromend water vissen. Het aas kan zich net boven de bodem bewegen.

 

 

 


Het karper-/anti-Tangle-lood

 

 

Een ander zeer geliefd lood, dat ervoor zorgt dat de onderlijn zeker niet verward raakt in het lood, is het karper/anti-Tangle-lood. De lange gemonteerde tube verhindert zeker dat de haak of de onderlijn niet in de hoofdlijn verward raakt tijdens de inworp.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Bellen en zilverpapier

 

Een eenvoudige en effectieve beetmelder voor de bodemvisserij zonder dobber is een klein belletje, dat aan de hengeltop of aan de hoofdlijn bevestigd wordt. Zelfs als de vis zeer voorzichtig interesse toont in het aas, dan al klinkt het signaal van het belletje.

Nog eenvoudiger en net zo affectief is het streep zilverfolie, die tussen de eerste en de tweede geleidering van de hengel om de hoofdlijn gewikkeld wordt. Als de vis aan de hoofdlijn trekt, trkt hij het zilverfolie mee.


Lijnen

Werd er in vroegere tijden geprepareerde darm van dieren, later paardenhaar en nog later gevlochten zijden lijn als vislijn gebruikt, vandaag de dag wordt er met monofile nylon en de gevlochten multifile dynema lijn gevist.

De monofile nylon lijn heeft veel voordelen:

1. hij is erg dun en heeft desondanks een behoorlijke trekkracht;

2. hij rekt maar weinig uit, als hij belast wordt;

3. hij gaat – als hij goed onderhouden wordt – relatief lang mee.

 

Monofile nylon lijnen moeten goed behandeld worden. Al bij het opspoelen van de nylon lijn op de molen moet men erop letten, dat de lijn zich niet verdraait op de molen. De beste manier om de lijn van de gekochte spoel door de bladzijden van een dik gesloten boek te halen en daarna pas op te spoelen; hierdoor wordt het kinken van de lijn opgeheven.

Monofile nylon industrielijnen zijn verkrijgbaar in ca. 70 verschillende kleuren en 30 verschillende kwaliteiten. De kleinste spoelcapaciteit van de spoelen bedraagt 25 meter. Ze worden ook wel onderlijnspoelen genoemd, omdat op deze 25 meter spoelen voornamelijk onderlijnenmateriaal gespoeld wordt.

 

De meest gekochte lengtes zijn 200 tot 300 meter bonusspoelen.

Monofile nylon lijnen zijn in verschillende diameters en kleuren verkrijgbaar. Als vuistregel geldt: hoe dunner en lichter de hengel en de molen zijn, des te dunner en lichter kan de lijn zijn. Hoe zwaarder de hengel en de molen uitvallen, des te sterker moet de lijn zijn. Bij twijfel kan men het beste de sterkere lijn gebruiken.

 

Nylon lijnen hebben veel voordelen maar er kleven ook nadelen aan. De nylon lijn is uiterst warmte- en (uv-)lichtgevoelig. Als de lijn bijvoorbeeld in de zomer dagenlang op de hoedenplank van de auto ligt, verliest hij tot 90 procent van zijn trekkracht.

Ook zeer gevoelig zijn de monofile nylon lijnen voor ruwe oppervlakten. Zelfs kleine scheurtjes in de lijn vergroten zich razendsnel en daardoor treedt er snel lijnbreuk op. Daarom moeten alle plaatsen waarmee de lijn in contact komt (molen- beugel, lijnrol, spoelrand en alle geleideringen) altijd glad zijn en geen beschadigingen hebben.

 

Men moet telkens na het vissen het voorste stuk van de lijn controleren, vooral als er op de bodem gevist is. Als dit stuk lijn ruw is geworden aan het oppervlak, dan moet men het eerste stuk lijn verwijderen.

 

Het verwijderde stuk lijn moet thuis op de hand gerold worden en daarna meermaals doorgesneden worden. Blijft dit stuk in de natuur liggen, dan kunnen dieren en mensen daaraan vast blijven hangen en zich zelfs dodelijk verwonden.

 

Na het vissen in zout water moet de lijn fatsoenlijk met zoet water afgespoeld worden. De zoutkristallen die zich op de lijn hechten, tasten de kwaliteit van de lijn aan.

Door de inwerking van licht, lucht en water, door de belasting van de lijn bij de worp, het drillen en het uitrekken, gaat de kwaliteit van de lijn achteruit.

 

Meestal gaat de lijn na een gemiddeld visjaar 50 procent in kwaliteit achteruit. Het is dan ook aan te raden bij het begin van een nieuw visseizoen met een nieuwe vislijn te beginnen.

Een onderlijn, ook voorlijn genoemd, is de verbinding tussen hoofdlijn en haak.

 

 

 

De onderlijn moet altijd een mindere draagkracht hebben dan de hoofdlijn zelf. Daardoor wordt gegarandeerd, dat bij overbelasting de onderlijn altijd eerder breekt dan de hoofdlijn.

 

Het vissen met een onderlijn is beter voor het milieu en het welzijn van de vissen, omdat er bij lijnbreuk alleen een klein stukje nylon in de natuur achter blijft. En wat betreft het welzijn van de gehaakte vis: met een klein stukje nylon loopt hij het minste gevaar.

 

Onderlijnen zijn verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen en lengtes. De normale monofile nylon onderlijnen die met een enkele haak voor het vangen van witvis bedoeld zijn, hebben een lengte van 40 tot 70 cm. De onderlijnen die bedoeld zijn om roofvis te vangen, bestaan meestal uit strengen staatdraad waar een kunststof mantel omheen zit, die de roofvis niet kan beschadigen en niet kan doorbijten. Deze stalen onderlijnen zijn verkrijgbaar in een lengte van 15 cm tot 1 m. Voor het vangen van haaien worden stalen onderlijnen gebruikt tot een lengte van 9,65 m.

 

Alle verbindingen worden door knopen of een SIMPL (easy) tot stand gebracht.

De knoop is de zwakste schakel in een ketting; een simpele knoop in de lijn reduceert immers de trekkracht van de lijn tot 50 procent.

 

Men onderscheidt vier verschillende knopen:

 

 

 

 

 

1. Een knoop die compact is en twee verschillende lijnen met elkaar verbindt. Eén van deze knopen heet “de dubbele bloedknoop”. Ook al reduceert deze knoop de trekkracht met 10 tot 15 procent, toch is deze knoop tot op heden de beste knoop om twee lijnen met elkaar te verbinden. De dubbele bloedknoop wordt vaak bij het vissen in de branding gebruikt om de voorslag te verbinden met de hoofdlijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2. Deze knoop is bedoeld om de lijn te verbinden met een oog zoals een wartel, een kunstvlieg of een haak met een oog. Het verbinden van een oog met een lijn gebeurt veel met de halve bloedknoop. Deze knoop vermindert de trekkracht met 15 procent. Voor een zekere verbinding zonder trekkrachtverlies zorgen de volgende twee knopen, die in de tekening zijn afgebeeld. Beide knopen gaven geen trekkrachtverlies aan, bij tests kwam er alleen lijnbreuk voor in het vrije deel van de lijn.

 

 

 

 

 

 

 

3. Knopen voor het maken van een lus. Hoe meer wikkelingen de lus heeft, des te hoger is de trekkracht van deze lus; bij 5 wikkelingen is de trekkracht bijna 100 procent. De mogelijkheid dat er een lijnbreuk ontstaat in de vrije lijn is net zo groot als bij de knoop.

 

 

 

 

 

 

4. Deze knoop is bedoeld voor het verbinden van de lijn met een haak voorzien van een bledje. De afbeeldingen tonen een ideale knoop voor het verbinden van de lijn aan een haak met een bledje. Met deze knoop vermindert de trekkracht met ongeveer 5 procent. Dat is acceptabel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een ander zeer handig hulpmiddel voor het met elkaar verbinden van de lijnen of van de lijnen met haken of wartel, is de SIMPL. Naast het eenvoudig gebruik bezit de SIMPL de eigenschap, de draagkracht van de knoop voor de volle 100 procent te behouden. Dit komt doordat geen gewone knoop gemaakt wordt.

 

 

 

 

 

 


Haken

In veel landen wordt ook vandaag de dag nog zonder hengel, molen of bijbehorende toebehoren gevist. Lijn en haak zijn echter onmisbaar.

 

 

De eerste vishaken, de zogenaamde dwarshaak en klauwhaak, werden al enkele duizenden jaren geleden gemaakt. De dwarshaak werd vervangen door de gebogen vishaak. Deze haak gebruiken we ook vandaag de dag nog.

 

 

 

 

 

De lijn kan op verschillende manieren aan een oog of een bledje geknoopt worden of met de SIMPL bevestigd worden, aan een haak met een oog met een halve bloedknoop en aan een haak met een bledje met een haakknoop.

 

Voor iedere vismethode zijn er haken in verschillende maten en vormen. De maten beginnen bij 10/0 en eindigen bij 28.

Voor zoetwater geldt: hoe hoger het haaknummer, des te kleiner wordt de haak. Daartegen worden de haken met een hoger nummer groter wanneer achter het getal een /0 staat (4/0 is groter dan 3/0).

 

 

De haken hebben verschillende vormen. De bekendste vorm is de Limerickvorm en de klauwvorm. Varianten van de eenvoudige vishaken zijn de langsteelhaken en de haken zonder weerhaken, die gebruikt wordt bij het vissen om de visstand op peol te houden.

 

Bovendien heb je ook nog fleuren (tweehaak), dreggen (driehaak) en een vierhaak. Ze mogen bij het witvissen niet gebruikt worden maar worden vooral bij het vissen met kunstaas en bij het vissen op roofvis vaak gebruikt.

 

Omdat de haakpunt altijd scherp moet zijn, moet deze regelmatig met een slijpsteen aangescherpt worden. Vishaken worden tegenwoordig van fijn staal gemaakt en daardoor zijn ze bijzonder dundradig gefabriceerd. Om de haak te beschermen tegen roest wordt hij gegalvaniseerd, vernikkeld of verguld.

 

Bijzonder hoogwaardige haken worden vandaag de dag voor van zogenaamd carbonstaal gemaakt. Omdat de haakpunt uitzonderlijk fijn en scherp is, wordt er bij deze haken bij het snijden van de vorm gebruik gemaakt van een laser. Hierbij word niet alleen gebruik gemaakt van het normale verhardingsproces van de haak, waarbij de haak verhit en vervolgens sterk afgekoeld wordt. Bij deze haken wordt ook nog eens extra gebruik gemaakt van chemische baden waardoor de haken extra hard worden.